Augustus 1968 ben ik geboren. Ik heb een Nederlandse moeder en een Griekse vader. Zij ontmoeten elkaar in het Gooi, waar mijn moeder als gezelschapsdame werkt bij een rijke mevrouw en mijn vader bij Philips. Mijn moeder raakt zwanger van mij. Ze trouwen en verhuizen naar Harkstede, een klein plaatsje in de provincie Groningen.
Ik ben 1,5 jaar als de artsen constateren dat ik kinderleukemie heb. In die tijd is leukemie nog niet zo bekend. Kanker wel. Bij kanker is de kans groot dat je doodgaat, denken ze in ons dorp. Die ziekte heeft een stempel gedrukt op mijn jeugd en op mijn jeugdigheid. Ik heb een aantal sleutelmomenten uit die periode, die hebben bijgedragen aan een diepgeworteld gevoel van eenzaamheid, waar ik me lange tijd geen raad mee wist.
Ik ben 3 jaar en lig in het ziekenhuis in een klein kamertje met vier witte muren. Ik lig alleen in die kamer, met om mij heen speelgoed. Ik ben uitgespeeld. Bij mijn bed heb ik een knopje waarop ik mag drukken als ik iets nodig heb. Ik druk er vaak op. Te vaak denk ik, want ze zeggen dat ik niet meer op dat knopje mag drukken. Alleen als het echt nodig is. En ik weet niet wanneer het écht nodig is. Ik voel me erg alleen, dat wel.
Tot mijn 7e jaar krijg ik regelmatig een beenmergpunctie om mijn bloed te controleren. Een spannend moment en een zeer vervelende prik. De grote zakdoek die ik van mijn ouders krijg voor mijn tranen gebruik ik nooit. Ik huil niet, ik vind het gewoon té spannend.
Thuis en op school is ieder alert op kinderziekten. Die brengen mijn leven in gevaar, naast de leukemie. Dus als kinderen op school of in de buurt ziek zijn, blijf ik thuis. Mijn drie jaar jongere zusje ook. Dan spelen we in de speeltuin in onze tuin. Op mijn zesde krijg ik toch waterpokken. Ik ben een van de eersten in Nederland met deze twee ziekten tegelijkertijd. Ik lig in quarantaine en heb enorme jeuk over mijn hele lichaam. Ze binden mijn handen vast aan de spijlen van het bed, zodat ik niet kan krabben. Gelukkig lukt het me om mijn gezicht naar mijn handen te bewegen. Ik krab mijn hele gezicht open. Mijn vader en moeder zie ik in witte doktersjassen. Mijn opa staat elke dag buiten bij het raam en zwaait naar mij.
Op mijn 7e ben ik genezen van de leukemie. Feest en vreugde binnen ons gezin en onze familie. De mensen in ons dorp geloven het niet, want aan kanker ga je toch dood? Mijn behoefte aan waarachtigheid vindt hier grond. Kinderen op school trekken regelmatig aan mijn haar en checken of ik een pruik draag. Dat duurt tot mijn 11e jaar. Tot het moment dat een lange jongen uit de zesde klas aan mijn haren trekt en ik hem een stomp recht in zijn gezicht geef. Zijn beugel begeeft het. Ik ben er klaar mee. Bij de overstap naar een middelbare school kiezen we voor een school in Groningen, waar niemand van mijn school naartoe gaat. Zo kan ik opnieuw beginnen. Niemand weet dat ik leukemie heb gehad. Dat deel stop ik in een mooi doosje. Pas in de voorbereiding van mijn eerste levensverhaal in 2012 haal ik dat doosje weer tevoorschijn. Zelfs mijn beste vriendinnen, die ik al jaren ken, heb ik hierover nooit verteld.
Een bizar sleutelmoment in mijn leven is het moment dat mijn moeder met mijn vader mijn slaapkamer binnenkomt en vraagt: “Wil je even aan je vader ruiken? Ik ruik parfum. Jij ook?” Ik ben dan 10 jaar. Vanaf die dag ben ik mediator van mijn ouders. Lange heftige gesprekken heb ik met ze, soms tot diep in de nacht. Mijn moeder neemt mij mee in haar strijd met mijn vader. En omdat haar strijd zo heftig is, valt mijn vader eerder stil dan dat hij gaat staan voor zijn waarachtigheid. Als jong kind vind ik het zeer verwarrend. Ik doe mee in een volwassen spel en zoek naar de betekenis van begrippen als waarheid, eerlijkheid, waarachtig zijn. Heel ingewikkeld. Nu kan ik zien dat mijn coachcarrière toen gestart is. Ik heb leren luisteren, zonder te oordelen. Elk oordeel zou trouwens verkeerd uitgepakt hebben.
Tijdens mijn middelbare school werk ik hard. De boodschap die ik van mijn vader meekrijg, is dat ik goede cijfers moet halen, want ik heb carrière te maken. Mijn vader had die mogelijkheid niet, dus ik mag dat in zijn plaats doen. Goede cijfers zijn negens of tienen. Als ik lager scoor, kan het altijd beter. Mijn vader helpt me met mijn huiswerk en leert me om door te zetten. Een slimme man is het. Een mooi voorbeeld hoe de levensgeschiedenis wordt doorgegeven van een ouder aan een kind. Mijn vader geeft zijn verlangen naar een goede opleiding en carrière aan mij cadeau en ik heb dat cadeautje in ontvangst genomen weet ik nu. In de eerste klas van het vwo haal ik allemaal negens, in de tweede klas achten, en zo zakken mijn cijfers tot onder het niveau in de vierde klas. Te laag om naar vijf vwo te gaan. Ik maak de balans op, los van mijn vader. Wat ga ik doen? Al heel jong zeg ik dat ik later dokter wil worden, maar wil ik dat nog wel? Eigenlijk word ik liever kunstenaar of muzikant. En ook al riskeer ik gedoe thuis, toch besluit ik over te stappen naar havo vier. Dat ik geen toestemming krijg voor de kunstacademie of de muziekacademie, weet ik ook. Toen vond ik daar wat van, nu denk ik dat mijn passie voor de muziek of kunst toen niet groot genoeg was, anders had ik zeker doorgezet.
Na mijn HBO Personeel en Arbeid ga ik sociologie studeren. Ik maak mij los van ons gezin. Mijn ouders scheiden van elkaar en ik ga mijn eigen weg. Ik word vrijwilliger bij het Assertiviteitskollektief Groningen en geef assertiviteitstrainingen in het Vrouwenhuis. Ik ben dan 21 jaar. Het gaat over zelfregie, opkomen voor jezelf, keuzevrijheid. Ik train vrouwen die vaak veel ouder zijn dan ik en ondertussen leer ik als een razende. Ik krijg zicht op hoe ik leef en mij beweeg door het leven. Drie jaar werk ik binnen deze organisatie en krijg ik mee wat keuzevrijheid is. Ik zie bij anderen en voel zelf wat het met me doet wanneer ik deze vrijheid écht kan voelen. Dan zijn er zelfs meer keuzes mogelijk en toch weet ik juist dán, precies wat ik wil. Tijdens mijn hbo-stage zie ik hoe mensen reageren op arbeidsplaatsonzekerheid in een reorganiserend bedrijf. Ik zie mensen passief worden: ze zitten hun tijd uit, wachten op hun ontslag, bewegen niet meer. Interessant vind ik het en vreselijk om te zien. Hier gaat het ook over keuzes en over keuzevrijheid. Hoe werkt het dan tijdens een reorganisatie? Wat kan een bedrijf doen om zijn mensen betrokken en actief te houden? Ik wil het snappen en snap het niet. Deze vraag wordt het onderwerp van mijn afstudeerscriptie op het hbo, mijn afstudeeronderzoek op de universiteit en nog steeds is het een interessant vraagstuk voor mij.
Op mijn 30ste kies ik voor eigen ondernemerschap. In het bedrijfsleven kom ik teveel mensen tegen die mij in een hokje willen stoppen of vertellen hoe het ‘hoort’. Dat spel ken ik en speel ik niet meer. Het lijkt me fijner om mensen en teams mee te nemen in mijn eigen ontdekkingstocht. De ontdekking dat er zoveel meer mogelijk is, met meer commitment en meer compassie, wanneer mensen zichzelf en elkaar beter leren kennen en oordeelloos kijken en luisteren. Ik werk als coach en trainer.
Ik ben 35 wanneer ik besluit een paar jaar fulltime moeder te zijn voor mijn twee kinderen. Ook dan kom ik mijn omgeving tegen die zegt hoe het ‘hoort'. ‘Je hebt twee mooie opleidingen gedaan, dan blijf je toch niet thuis? Jij bent toch geëmancipeerd?!’ Jazeker! Geëmancipeerd zijn gaat immers over keuzevrijheid.
Laatst vroeg een vriend; “Hoe zou het voor je zijn als je geen keuzevrijheid hebt?” Verstikkend, zei ik. Vreselijk! Me vrij voelen om mijn eigen keuzes te maken, is een rode draad in mijn leven. Ik heb me die vrijheid eigen gemaakt. In mijn jeugd moest ik het zoeken, nu is het mijn handelsmerk. Ik laat mensen voelen wat keuzevrijheid is en wat dát met je doet. Die vrijheid is mij heel veel waard. Ik vind het prima als mensen daar van alles van vinden.
Al mijn hele leven draag ik een diep geworteld gevoel van eenzaamheid bij me. Die eenzaamheid voelt als unheimisch, beklemmend en maakt me onrustig; Vooral als ik niet gezien of gehoord word, of me in de steek gelaten voel. Na veel therapie en coaching weet ik dat dat gevoel niet van nu is maar van eerder. Ik wilde het graag kwijt en heb daar ook echt mijn best voor gedaan. Maar dat kleine eenzame meisje in mij gaat niet weg en eigenlijk wil ik dat ook niet meer. Ik vind haar lief en zorg voor haar wanneer dat nodig is. Dan is zij oké. En ik ook. Mijn strijd leg ik af. Het is een langzaam proces geweest.
Ik ben 38 jaar en lid van JCI Arnhem, een netwerk van actieve jonge mensen, wat zich inzet om de wereld mooier te maken. Twee jaar zit ik in het landelijk bestuur en heb de leiding over het Landelijk Goede Doel. We zetten ons in voor de Academische Kinderziekenhuizen in Nederland. Zo kom ik weer veel in kinderziekenhuizen, een omgeving die ik goed ken. Wat deze tijd bijzonder maakt, is dat ik inmiddels moeder ben van twee kinderen. Ik bezoek de kinderafdelingen van de ziekenhuizen en kijk met mijn moederhart naar de zieke kinderen in hun bedjes. In hun ogen herken ik mijzelf toen ik klein was. Ik zie de hulpeloosheid, het overgeleverd zijn aan ‘iets’ dat nog niet te begrijpen is. Ik huil wat af de eerste weken. Ik huil de tranen die ik toentertijd niet huilde, maar die er blijkbaar nog steeds zitten. Ik geef heel mijn hart en liefde aan de zieke kinderen én indirect ook aan dat kleine zieke meisje in mij dat eenzaam is omdat er wel zorg was voor haar ziekte, maar niet echt voor haar. Alle projecten die wij financieren vanuit JCI zijn gericht op aandacht en liefde voor de kinderen. Voor hun welbevinden; om hun tijd in het ziekenhuis zo ontspannen en aangenaam mogelijk te maken. Geweldig is het om terug te kunnen geven wat ik eerder kreeg en ook om bij te dragen aan wat ik niet kreeg, maar wel zelf te geven heb.
Ik ben 41 als ik start met het Inspiratiehuis Arnhem. Het eerste jaar heeft het Inspiratiehuis nog geen vaste muren en reis ik met het InspiratiePodium Arnhem langs wonderlijke plekken om het concept dat ik voor ogen heb te testen. Met het programma wil ik mensen aan mij verbinden die zich verwonderen over het leven, die open zijn en open staan voor het verhaal van anderen. Die anderen zijn mensen die ik tegenkom en vraag of zij op het InspiratiePodium hun levensverhaal willen vertellen. Bijzonder is het hoe gemakkelijk mensen ‘ja’ zeggen om er achter te komen hoe lastig het is om op een podium een verhaal te vertellen dat enkel over hun gaat. Zo stond ik met mijn (eerste) levensverhaal ook op het InspiratiePodium. Ik ontdekte hoe moeilijk het is om mijn eigen verhaal, mijn leven, als inspirerend te zien. Zeker aan de vooravond van het podium. Ik ontdekte dat ik met dit podium bestaansrecht geef aan ieder leven dat geleefd wordt, zo ook aan mijn eigen leven. Dat ieder leven gezien mag worden, dat er geen goed of fout is, maar enkel dat wat geleefd wordt. Ik ontdekte dat na elk ontrafeld, beschreven en verteld levensverhaal het leven lichter voelt. Het klopt wat Kierkegaard zegt; ‘Wanneer je je leven achterwaarts begrijpt, kun je het gemakkelijker voorwaarts leven”. Met dit InspiratiePodium trek ik mensen die de ander werkelijk zien en horen. Ik zorg daarmee voor een omgeving die ook mij goed doet. Al 10 jaar help ik met dit concept mensen om weer bij die keuzevrijheid te komen. Zij krijgen daarmee weer de regie over hun leven door het ontrafelen van hun leven en het schrijven van hun levensverhaal.
Ik laat me verleiden om voluit te leven; Aandachtig, waarachtig, liefdevol en eerlijk het leven in de ogen kijkend. Soms vraag ik me af of dat een keuze is. Is het een kwestie van willen? Ik maak het mezelf niet gemakkelijk. Af en toe zou ik het ook fijn vinden om even niet voluit te leven. Leef je droom nu, bewaar ‘m niet voor later, is mijn levensmotto. Dat leef ik en geef ik ook graag door. Vol leven vraagt om regelmatige reflectie: leef ik nog steeds aandachtig? ben ik waarachtig en liefdevol? ben ik eerlijk naar mezelf? en naar anderen? Als daarin spanning zit dan vraagt het mij om nieuwe keuzes te maken. Keuzes die soms zo bizar pijnlijk zijn. Die ik bijna niet durf te maken als er dierbaren bij betrokken zijn.
Zeven jaar geleden ben ik gescheiden omdat ik voelde dat onze relatie niet meer klopte. Ik zie nog de grote tranen op de wangen van mijn kinderen als ik hen vertel dat ik van hun papa ga scheiden. Daarna komt de vraag; ‘Houd je dan niet meer van papa?’ Zo’n moeilijke vraag, nu nog steeds. De vader van mijn kinderen is nu mijn beste vriend, hij is mijn vriend voor het leven. Daar ben ik ontzettend dankbaar voor.
Het Inspiratiehuis Arnhem is ontstaan uit mijn behoefte om voluit te leven. Ik wil er alles in onderbrengen wat ik leuk vind: mijn coaching- en trainingswerkzaamheden, workshops, muziek, theater, kunst… De eerste jaren zijn fantastisch! Mijn levensmotto zet ik letterlijk in de wereld. Mijn leven is dynamisch en druk. Ik laat me verleiden tot het veelvuldig verhuren van de ruimten, doe de catering en alles wat daarmee samenhangt, zorg voor programmering. Mijn enthousiasme werkt als een magneet. Zo wordt het groter en groter. Totdat de dynamiek en de bedrijvigheid van het Inspiratiehuis mijn leven geheel bepaalt. Waarvoor heb ik het Inspiratiehuis ook alweer in het leven geroepen? Om alles wat ik leuk vind daar te doen, ook mijn coaching en trainingen. Maar voor mijn eigen ‘dingen’ is geen ruimte over. Ik word opgeslokt door de buitenkant; de verhuur, de catering. De keuze om het Inspiratiehuis Arnhem achter me te laten en verder te gaan, neemt veel tijd. Tot ik op een morgen een grote groep faciliteer en beslis: en nu is het klaar!
Drie jaar geleden kreeg ik gordelroos in mijn oog. Van de ene op de andere dag zie ik minder met een oog, waardoor mijn totale zicht ook minder is. Het maakt mijn levensruimte zoveel kleiner. Ik wil het niet, maar heb geen andere keuze dan me ermee te verzoenen. Mijn leven verandert. Door mijn zicht, zie ik minder ver, waardoor ik dichterbij moet komen om de ander werkelijk te kunnen zien. Heel duidelijk wordt dat wanneer ik de grote zaal van Luxor Live binnen stap voor TEDxArnhem. Ik sta bij de bar en kijk de lager gelegen zaal in. Benieuwd ben ik naar wie er zijn. Ik kijk en zie niets! Ik zie mensen, maar herken ze niet. Ontheemd voel ik me. Tranen wellen op. Wat nu? In plaats van mensen op te zoeken, zoals ik gewend ben, laat ik hen naar mij toekomen. Ik heb geen keuze, geen controle. Ik geef mij over. Als ik naar buiten loop, in de verte zoekend naar mijn fiets, struikel ik over een lage traptrede en val; Aandachtig zijn krijgt nog een extra dimensie.
Voor mijn oog ben ik veelvuldig in het ziekenhuis. Dat wereldje ken ik. Het is gelijk aan toen ik klein was. Ik ben zelf veranderd. Daar waar mijn ouders meebewogen met de reguliere zorg, draag ik zorg voor mijn eigen welbevinden en geef ik de verantwoordelijkheid voor de genezing van mijn oog niet uit handen. Ik ben aanwezig en alert. Ik ben geen gemakkelijke patiënt, wel een hele bewuste. Ik ben de enige die volledig weet heeft van het verloop van mijn genezingsproces en medisch dossier en pak zelf de verantwoordelijkheid en zeggenschap voor de behandelingen van mijn oog. Voor de artsen is dat even wennen. Door mijn alertheid en de eigen weg die ik kies naast de reguliere zorg heb ik bijna mijn volledige zicht terug, in plaats van de voorspelde 10%. De artsen verwonderen zich hierover. Ik niet. Naast de reguliere medische zorg en alternatieve geneeswijzen, heb ik zoveel innerlijk werk gedaan; opgeruimd, schoongemaakt, ruimte gemaakt.
Voluit wil ik leven. Met het inzicht dat het leven inclusief is; Een samenspel van licht en donker. Wat ik te doen heb is de weg naar mijn hart vrijhouden. Waardoor ik in verbinding ben met mezelf en de ander. Mijn vuurtje laait op wanneer mensen de schoonheid zien van zichzelf in relatie tot de ander. Die ontdekkingstocht is geweldig! Dankbaar ben ik voor het vertrouwen dat mensen me geven in het ontrafelen en optekenen van hun levensverhaal. Niets kan me meer ontroeren als dat mensen weer de regie nemen over hun eigen leven en daarmee hun verlangen levenskracht geven. Fantastisch! In organisaties voel ik de behoefte om de menselijkheid terug te brengen, harten te openen zodat er meer verbinding is. Samen te ervaren dat het delen van persoonlijke verhalen bevlogenheid in teams brengt. Magisch! Je zou toch bijna denken dat ik ondertussen een kunstenaar ben geworden he? Een levenskunstenaar dan. Een muzikant die iemands hart kan laten zingen.
Ik gebruik cookies om ervoor te zorgen dat mijn site zo soepel mogelijk draait. Als je doorgaat met het gebruiken van deze site, ga ik er vanuit dat je ermee instemt.